Erfgoedliefhebbers omcirkelen jaarlijks twee momenten op de kalender: de Erfgoeddag in april, die dit weekend doorgaat, en de Open Monumentendag in september. Hoe meer we erfgoed in de etalage zetten hoe beter. Het mag zelfs elke dag erfgoeddag zijn. Maar waarom zijn er twee dagen? Dat heeft alles te maken met het onderscheid tussen onroerend erfgoed, een gewestmaterie, en cultureel en immaterieel erfgoed, een gemeenschapsmaterie. Ons complex landje zorgt dus voor die opdeling. Maar wie ligt daar wakker van, of staat stil bij dat verschil?

Erfgoed gaat niet enkel om de stenen, niet enkel om de Rubens of Van Eyck. Erfgoed vertelt een verhaal. Kastelen, abdijen, belforten, industriële erfgoedsites,… leven voort omdat ze het verhaal van Vlaanderen vertellen, zijn bloei en verval, het wel en wee van zijn inwoners. Dit verhaal is het waard om door te geven aan onze kinderen en kleinkinderen. Waarom zouden we dan op Erfgoeddag enkel het orgel in de kerk of de schilderijen aan een kasteelwand bekijken en op Open Monumentendag enkel de toren van de kerk en de muren van het kasteel?

Laat erfgoed dus uit z’n voegen barsten. Organiseer een Erfgoedweek! Het zou de ideale stimulans vormen voor alle partners om samen te werken rond erfgoed. Daarbij denken we uiteraard aan erfgoedprofessionals maar ook aan Toerisme Vlaanderen en de lokale toeristische diensten die enorme expertise hebben in het promoten van Vlaamse parels. Een weekformule haalt erfgoed bovendien uit de weekendsfeer en biedt kansen om nocturnes, workshops, concerten en performances te organiseren voor bedrijven en scholen. Bedrijven die trouwens zelf ook een schat aan erfgoed herbergen, van oude machines tot vintage reclame. Dat staat de traditionele weekendactiviteiten voor gezinnen en verenigingen niet in de weg.

Vlaanderen bulkt van het erfgoed, van lokale Geheimtips tot onze internationaal vermaarde erfgoedsites. Als we tijdens die Erfgoedweek jaarlijks één erfgoedsite met internationale uitstraling voorzien van unieke belevingen kunnen we ook internationale bezoekers een incentive bieden om naar Vlaanderen te reizen. En laat het dan vooral een erfgoedsite zijn die niet in onze kunststeden ligt. De Unesco-site van Wortel-Kolonie of het net gerestaureerde kasteel van Gaasbeek liggen voor de hand. Bovendien: internationale bezoekers kunnen we aanmoedigen om na deze unieke beleving een paar dagen langer in het land te blijven om onze kunststeden te bezoeken en nog meer erfgoedparels te ontdekken.

Maar ook elke regio kent waardevolle erfgoedsites die de geschiedenis ervan illustreren. In mijn eigen West-Vlaanderen denk ik meteen aan het kasteel van Beauvoorde in Diksmuide of de abdijsite Ten Duinen in Koksijde. Als we zo in elke regio jaarlijks een twee- à drietal sites van bovenlokaal belang kiezen en koppelen aan unieke belevingen, rijdt een erfgoedliefhebber graag 30 km om deze unieke erfgoedsites van dichterbij te beleven. Uitgelezen partners hiervoor zijn onze erfgoedcellen, intergemeentelijke samenwerkingen rond onroerend erfgoed, regionale musea en erfgoedspelers en provinciale toeristische diensten.

Er is ook voldoende erfgoed voorhanden dat lokale identiteiten typeert. Laat ons daarom ook daar inzetten op het bereiken van mensen die verder af staan van dat lokaal erfgoed. We kunnen publiekstrekkers koppelen aan erfgoedverhalen. Waarom geen Erfgoedrun in Alden Biesen? Waarom geen netwerkevents in een kerk? Elk lokaal bestuur kent zo wel een aantal sites die zo in de kijker kunnen worden gezet.

Erfgoed heeft de kracht om mensen samen te brengen. Als je die kracht ten volle wil benutten, moet je ook erfgoed samenbrengen. Daarom pleiten we voor een kader waarbinnen onroerend, cultureel en immaterieel erfgoed onder één dak zitten.